zondag 25 september 2022

Mijnwerk gedicht

Na jaren turven, stapelen
absint drinken uit de flessendop
intensief aan mijn werken,
vlag en wimpel in bergtop,
liggen de kompels onder naamloze zerken,
vloeit nu slechts de inkt
en het spreken is absent.

 

De monding is gedempt, drooggelegd. gedicht
Het vloeit niet meer.
Het spoor is leeg, de echo van de kolenkar op de rails zweeg.
De paarden in het aardedonker zijn na jaren ondergronds blind bij bovenkomst.
Slechts één hoorn van de laatste man van de fanfare klinkt in de verte.
Bij de verzegeling van deuren die nu permanent toegang versperden.

Er wordt niet meer diep gegraven, het kool is zuur, slecht ontvangen, duur; en bolt buik en wangen.
Niets meer gelift. Het is gedicht. Mijn schachten bevatten gas zoals elke hand tegen de wand voelbaar was

Barbara zwerft door mijn gangen met haar dwaallicht.
In de andere hand een kluwen van gekooide kanaries.
Het water komt kolkend golvend haar achtervolgend.
Het borrelt op, want de bron blijft geven uit zwaar te verteren, dood, verleden, leven.
Het bouwt zich op, ze moet eraan overgeven. Zo hoog dat de lippen op punt staan van begeven.

Sint Barbara drijft in zwart met ogen open; één-en-al pupil en het zwaard geheven, uit mijn schacht.

Als opgepotte inkt gespild, laat men alles varen bij het openbaren van licht aan blinde paarden.
Onder druk gedicht, waar zerken nu namen dragen. Komen elk jaar op 4 december de kompels samen om te kijken naar de kanaries en namen voor te dragen. Dan klinkt mijn stem er.

 

Mist

Hand voor de ogen

Houdt de glazen vast

Waarin ik je heb verzopen

Terwijl ik ben in wolken

Waarvan ik vallen zal

 

Condens eert gister

 

als een schip golvend

onder voorgeschoteld

kopje-onder zal

 

waarin ik in de nevel

ontwaren kan  

wat de klank van breuken is

lijd ik op het eiland in je hand 

vasthoudend aan de bank

Hand voor de ogen

Bedenktijd

  In dit koninkrijk woont loopvolk en koninklijk Dames en paarden op deze banen heerst het zwart met wit geblokt het is de hand van go...